De grootste hobbel in het bemiddelen van Statushouders naar betaald werk zit in onszelf

fullsizeoutput_3a4b.jpeg

Omdat het gesprek tussen Semret, een Eritrese vrouw van net dertig jaar, en de werkgever niet echt wilde vlotten, stelde ik voor eerst een blik op de werkvloer te gaan werpen en daarna het gesprek voort te zetten. 

De werkgever had mij uitgenodigd omdat hij graag een nieuwe medewerker wilde vinden en nieuwsgierig was naar mijn, zoals ik het zelf ben gaan noemen, drie gangen menu met optioneel een dessert na.

Terwijl Semret en ik onze gastheer volgden door het bedrijf, sprak deze honderduit. Iedere keer wanneer hij over zijn schouder naar ons keek en vroeg of we hem nog konden volgen, beantwoordde Semret de vraag met een verlegen glimlach en zei ze ja. Mijn reactie, geloof ik, was helemaal niet zo anders.

Weer terug in het kantoortje, toen we een nieuw kopje koffie voor ons gezet hadden, kwam de werkgever direct terzake. ‘Eugène, ik waardeer jouw betrokkenheid waarmee jij deze mensen helpt, echter ik denk dat het met deze vrouw binnen dit bedrijf niets zal gaan worden’, zei hij.

Wellicht was het zo’n dag dat ik geen zin had om begripvol, innemend, laat staan meegaand te zijn. ‘Geregeld heb ik dergelijke onzin gehoord’, diende ik hem van repliek. ‘Waar is dit snelle oordeel op gebaseerd’, vroeg ik hem vervolgens.

Enigszins uit zijn balans gebracht door mijn felle bewoording, gaf hij aan dat de beheersing van de Nederlandse taal door Semret nog verre van het niveau heeft om zich op de werkvloer en in het productieproces staande te houden. 

‘Zie je wel dat het nonsense is’, zei ik, dit keer met een tegemoetkomende glimlach, ‘tijdens onze wandeling over de werkvloer heb ik niemand Nederlands horen spreken. Wel hoorde ik Pools, Arabisch en een taal die ik niet zo snel thuis kan brengen’. 

Hij keek me aan en zweeg. Ik keek hem aan en bleef ook stil. Semret keek ons beide aan en schonk ons een glimlach.

Na een stilte die maar leek te blijven duren, was het de werkgever die als eerste de stilte verbrak. ‘Eugène, vroeg hij weifelend, hoe zie jij het dan?’ Voordat ik mijn antwoord gaf, nam ik nog een slok van mijn koffie.

‘Volgens mij wil jij een medewerker vinden die gemotiveerd is, die snel begrijpt wat er van haar verwacht wordt, initiatief toont en te instrueren is. Hiernaast vind je het belangrijk dat je op de nieuwe medewerker kunt rekenen. Je zit er niet op te wachten om over een aantal maanden weer een zoektocht naar een nieuwe kracht te starten, omdat deze werknemer alweer vertrokken is. Ben ik warm?’ 

Hij knikte instemmend en vroeg wat mij deed geloven dat Semret het werk snel zou begrijpen, de instructies zou kunnen volgen en over een zodanige loyaliteit beschikte dat ze voor de lange termijn onderdeel van de organisatie wilde zijn.

‘Ik ken Semret inmiddels redelijk. Dat ze zichzelf nog niet zo goed in het Nederlands kan uiten en niet over diploma’s beschikt, betekent niet dat ze dom is. Ze pikt dingen snel op, wil graag aanpakken en leren en zodra ze zich op haar gemak voelt, gaat ze zich ook makkelijker uiten. Het feit dat zij, vanuit een dorp in Eritrea, nu hier is, bewijst in mijn optiek al dat ze over een flink aantal vaardigheden, waaronder doorzettingsvermogen, wijsheid en aanpassingsvermogen, moet bezitten. We kunnen allerlei hindernissen opwerpen, we kunnen ook besluiten te gaan starten en met elkaar te gaan ervaren in hoeverre het wel of niet zal werken.

Na een kleine stilte keek werkgever eerst mij, toen Semret en toen weer mij aan. ‘Akkoord, zei hij, laten we het gaan doen. In hoeverre zou de gemeente waar zij woont open staan om de eerste twee maanden in de vorm van een Proefplaatsing te doen?’

‘Ongetwijfeld zal de gemeente waar zij woont hiermee instemmen’, zei ik, ‘echter ik niet. Ik weet wat het werk inhoudt. We hebben zojuist het werk gezien en laten we eerlijk zijn, zo complex is dit niet. Ik begrijp best dat het werk, dat ogenschijnlijk niet zo moeilijk is, best kan tegen vallen zodra je het eenmaal zelf mag gaan uitvoeren. Anderzijds, binnen een maand zal helder zijn in hoeverre iemand voor de organisatie van meerwaarde is, toch?’

Ik keek hem aan. Hij knikte. Dus vervolgde ik: ‘Geef haar een jaarcontract. Zorg voor goede instructies aan de start en extra begeleiding in de eerste drie weken. In week vier ga je met elkaar in gesprek. Gaat het zodanig goed dat jullie met elkaar verder willen? Fantastisch! Concluderen jullie in de vierde week dat het toch teveel schuurt, dan nemen jullie afscheid van elkaar en kunnen jullie beiden trots zijn het een eerlijke kans te hebben gegeven. Volgens mij is de wettelijke proeftijd van één maand hier precies voor bedoeld’.

Semret start op 2 januari in haar nieuwe baan en, ervan uitgaande dat ze door de proeftijd komt, zal niet langer afhankelijk van de uitkering zijn. Hiermee is zij één van de drie Statushouders die 2020, via mijn bemiddeling, met een baan start. Gaaf!

De grootste hobbel in het bemiddelen van statushouders naar betaald werk zit in onszelf. Dit is helemaal niet zo vreemd. Onze achtergrond en referentiekader maken dat we geneigd zijn vooral de problemen te zien wanneer de ander anders is. Onze drang risico’s te mijden, zorgt ervoor dat het nog niet zo eenvoudig is de ogen te openen voor kansen en mogelijkheden die iemand met een andere achtergrond met zich meebrengt. 

Ik moest hier ook aan denken toen ik vorige week bij mijn kapper in de stoel zat. Wanneer het aan de gemeente had gelegen had hij nog steeds geen eigen salon gehad. Zijn businessplan was te mager, zijn Nederlands te slecht, zijn netwerk onvoldoende. Men verwachtte niet dat zijn bedrijf levensvatbaar zou zijn en had al zijn plannen afgewezen.

Tegen de stroom in is hij echter toch gaan ondernemen. Dat hij in Syrië succesvol was, betekent toch dat hij over vaardigheden beschikt waarmee hij ook hier succesvol mee zou kunnen worden? Inmiddels heeft hij het aantal stoelen in zijn salon uitgebreid naar vier, verkoopt hij parfum en is hij blij en dankbaar voor een grote en trouwe klantenkring. Hij heeft zelfs twee medewerkers en biedt werkervaringsplaatsen aan.

Welke hobbels zitten er in jou? Welke aannames beperken jou in het zetten van stappen, maken van impact, halen van resultaten en het van betekenis zijn voor anderen? Wanneer jij het lef hebt jouw beperkende overtuigingen te onderzoeken, te erkennen en hiermee aan de slag te gaan, beloof ik dat jij de komende periode tot grootste daden in staat bent.